Theorieboek Studielift123

Theorieboek

3 Voorwoord 4 Hoofdstuk 1 Waarom ga jij naar school? 5 Hoofdstuk 2 Je huiswerkplek 15 Hoofdstuk 3 Huiswerk plannen en organiseren 21 Hoofdstuk 4 Snellezen 35 Hoofdstuk 5 Mindmappen en andere leertechnieken 47 Hoofdstuk 6 De werking van je brein 75 Hoofdstuk 7 Leren leren 87 Hoofdstuk 8 Zelfinzicht 123 Hoofdstuk 9 Het belang van zelfvertrouwen 151 Hoofdstuk 10 Omgaan met school en docenten 159 Bijlage 1 Schema’s en planners 164 Bijlage 2 Bronnen en referenties 165 INHOUDSOPGAVE

4 VOORWOORD Kan huiswerk echt leuk zijn? Het antwoord is simpel: jazeker, huiswerk kan leuker zijn dan dat jij het nu waarschijnlijk vindt. Denk maar eens aan een vak dat je leuk vindt. Je bent hier vast ook goed in. Vaak vind je de vakken waar je goed in bent leuk en de vakken waar je slecht in bent niet leuk. Huiswerk maken wordt ook vanzelf leuker als je er goed in bent geworden. Daarvoor is het handig als jij weet hoe je het slimst en snelst je huiswerk kunt maken, het beter snapt en het makkelijker kunt onthouden. Dit boek wordt als theorieboek gebruikt bij het mentorprogramma Studielift123. Hierin ga je het eerste jaar op zoek naar de leermethode die bij jou past en deze methode ga je versterken met slimme vaardigheden, zoals onder andere plannen, snellezen, mindmappen en geheugentechnieken. De mentorlessen en dit bijbehorende boek vertellen je niet exact hoe je moet leren. Er bestaat namelijk geen perfecte leermethode, aangezien iedereen zijn eigen leermethode heeft. De lessen en dit boek helpen je te ontdekken wat jouw leermethode is en hoe je deze verder kunt ontwikkelen en verbeteren. Gebruik de informatie om het beste uit jezelf te halen, want daar gaat het tenslotte om. Daarbij wil ik benadrukken dat jij voor jezelf leert, voor jouw eigen toekomst. Jij bent dus ook grotendeels zelf verantwoordelijk voor jouw resultaten op school. Dit boek helpt je deze verantwoordelijkheid op te pakken in de hoop dat je school leuk(er) zult gaan vinden. Haal uit dit boek wat voor jou een verbetering op school kan betekenen, sta open voor nieuwe dingen. Probeer eens iets anders uit, zoals bijvoorbeeld het maken van een mindmap, wie weet hoeveel makkelijk je gaat leren. Onze handige planners kun je altijd extra downloaden via www.studielift.nl/ TRAINER/handig_trainers.html. Ik wens je veel leerplezier en leersucces met dit boek en de bijbehorende lessen. Annemieke Groeneveld Studielift *Overal waar in het boek gesproken wordt over ‘docent’ of ‘hij’ kan uiteraard ook ‘docente’ of ‘zij’ worden gelezen. Het verschil tussen het analytisch denken en creatief denken wordt vaak aangeduid met de linker- en rechterhelft. Dit blijkt uit onderzoek niet correct te zijn. In dit boek worden daarom de termen analytisch brein en visuele brein gebruikt.

5 In dit hoofdstuk: Redenen om naar school te gaan Motivatie Doelen stellen (SMART) Prioriteiten stellen HOOFDSTUK 1 WAAROM GA JIJ NAAR SCHOOL?

8 Motivatie kun je krijgen door bijvoorbeeld een aantal doelen voor jezelf te stellen, dingen die je graag wilt of wilt bereiken, iets waar je blij van wordt als je er aan denkt. Doelen stellen Als je niet zo makkelijk kunt benoemen waarom je graag naar school gaat, kun je eens kijken wat op dit moment jouw doelen zijn. Een goed onderbouwd doel geeft je energie en motivatie. Hoe kun je het beste doelen stellen? Daarvoor is het belangrijk dat je eerst bedenkt wát je wilt bereiken. Denk goed na wat voor jou belangrijke doelen zijn en schrijf ze op. Dit werkt het beste als je er even goed voor gaat zitten. Je kunt doelen bedenken voor de lange termijn, voor over een aantal jaren, of voor de korte termijn, zoals bijvoorbeeld voor over een week. Een langetermijndoel kan bijvoorbeeld zijn dat je je Havo-diploma wilt halen. Een middellangetermijndoel is dan dat je komend schooljaar zonder onvoldoende over wilt gaan en een kortetermijndoel kan zijn dat je de komende proefwerkweek voor alles minimaal een zes wilt halen. Waarom is doelen stellen belangrijk? Doelen beïnvloeden onze gedachten en dus ook hoe we ons voelen. Van een goed gesteld doel kun je blij en enthousiast worden en zin krijgen om ermee aan de slag te gaan. Zoals Sophie in het voorbeeld waar ze haar idee met haar ouders ging bespreken. Als je voor school meerdere doelen beschrijft die uiteindelijk leiden tot wat je écht heel graag wilt, krijg je ook meer zin om je huiswerk op te pakken. Hoe stel je goede doelen? Vaak worden doelen beschreven als wensen of voornemens. Het nadeel hiervan is dat het vrijwel altijd doelen zullen blijven die je nooit haalt, omdat het onduidelijk is wat er voor moet gebeuren om dat doel te halen. Er is een simpele methode waarmee je letterlijk en figuurlijk SMART doelen kunt stellen. SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

9 Met behulp van de volgende vijf stappen maak je je doelen SMART: Specifieke doelen stellen Omschrijf het doel duidelijk en volledig. Wat wil je bereiken? Wanneer gebeurt het? Welke delen van het doel zijn belangrijk? Waarom wil je dit doel bereiken? Voorbeeld: ‘Volgende proefwerkperiode wil ik betere cijfers halen’. Dit doel is niet specifiek, omdat niet duidelijk is wat je ermee wilt bereiken. Beter zou zijn: ‘Volgende proefwerkperiode wil ik voor alles minimaal een zes halen, omdat ik graag over wil gaan naar volgend jaar’. Meetbare doelen stellen Nu je specifiek weet wat je wilt, moet je ook zorgen dat dit meetbaar is. Hoeveel ga je doen? Hoe kun je dat meten? Wat is er af als het af is? Voorbeeld: ‘Ik wil op mijn volgende rapport voor alle vakken minimaal een zes hebben staan’. Acceptabele doelen stellen Bekijk je doelen eens goed. Ze moeten uitnodigen tot actie. De doelen moeten positief beschreven zijn. Er moet een actieplan zijn, wat ga je doen om je doel te halen. Voorbeeld: ‘Ik ga vier weken voor mijn proefwerkperiode beginnen met plannen en leren’. Realistische doelen stellen Doelen moeten uitdagend zijn, maar ook haalbaar. Als je eenmaal een doel stelt, ben je namelijk pas tevreden als je dat doel ook haalt. Moeilijke doelen kun je opsplitsen in kleinere, haalbare subdoelen. Voorbeeld: Als je als doel stelt dat je binnen een uur een boek wilt lezen, terwijl je niet kunt snellezen, dan is dit geen realistisch doel. Realistisch is dan bijvoorbeeld: ‘Het komende half uur ga ik dertig pagina’s lezen’. Tijdgebonden doelen stellen Wanneer begin je met de activiteiten? Wanneer ben je klaar? Wanneer heb je je doel bereikt? Voorbeeld: ‘Mijn werkstuk wil ik volgende week donderdag inleveren bij mijn docent’.

13 Om prioriteiten makkelijk in te kunnen delen, is het goed om te kijken naar al je taken. Een handig middel om een goed overzicht van je activiteiten te krijgen, is het Eisenhower-kwadrant. Zie de tabel hieronder. Deze tabel verdeelt al je taken en activiteiten in vier kwadranten (blokken). De taken en activiteiten zijn ingedeeld naar hoe dringend (in tijd) ze gedaan moeten worden en hoe belangrijk ze zijn (wat levert het resultaat op). Hieronder zie je per kwadrant een aantal voorbeelden: BELANGRIJK NIET BELANGRIJK DRINGEND Kwadrant III Niet belangrijk, wel dringend Kwadrant IV Niet belangrijk en niet dringend... Kwadrant II Belangrijk, niet dringend Kwadrant I Belangrijk én dringend NIET DRINGEND Voorbeelden: → Planning maken, doelen stellen. → Werkstuk over een week inleveren. → Huiswerk. → Sport en hobby. Voorbeelden: → Mailtjes. → Vriend(in) die met een vraag komt. → Sociale druk. → Onderbrekingen door telefoon of personen. Voorbeelden: → Facebook, Instagram, enz. → Kletspraatjes. → Uitstelgedrag (eerst nog even...). Voorbeelden: → Morgen werkstuk inleveren. → Morgen proefwerk! → Spoedklus. Kwadrant I: belangrijk én dringend Dingen die haast hebben, werk je meteen af. Hier is geen uitstel mogelijk. Bekijk elke taak kritisch. Moet het echt nú? Een plotseling opgegeven proefwerk kun je natuurlijk niet uitstellen of iemand anders vragen het te leren. Als het gaat om een ingelaste voetbalwedstrijd of een verjaardagsfeestje, kun je je natuurlijk wél afvragen of je niet bij uitzondering eens dat proefwerk voor moet laten gaan. Als je teveel taken uit dit kwadrant tegelijk moet doen, ga je stress ervaren, dus probeer dat te vermijden.

15 15 HOOFDSTUK 2 JE HUISWERKPLEK In dit hoofdstuk: Chaos in je kamer is chaos in je hoofd Een opgeruimde huiswerkplek

16 Chaos in je kamer is chaos in je hoofd Bijna elke leerling geeft toe dat zijn of haar bureau een zooitje is en dat hij of zij zich makkelijk laat afleiden door Facebook of telefoonberichtjes. Maar uiteindelijk ben jij degene die zichzelf voor de gek houdt en in de weg zit. Je vindt dat je goed bezig bent geweest door een uur lang huiswerk te maken, maar beseft nog niet dat de geleerde stof wellicht niet goed in je hoofd is opgeslagen. En als die onvoldoende dan komt, snap je ook nog eens niet hoe dat kan…. Maar vanaf nu weet je wat afleiding met je doet en gaat die smoes dus niet meer op. Vanaf nu kun je slim gebruik maken van je hersencapaciteit door korter maar geconcentreerder te leren, zodat je beter je huiswerk leert en daarna meer tijd hebt voor je vrienden, vriendinnen, computer, games, enz. In hoofdstuk 6 kun je meer over de werking van onze hersenen lezen. Het is dus veel slimmer om te zeggen: “Ik ga me nu een half uur volledig concentreren. Ik doe afleidende apparaten uit en ga aan een leeg bureau alleen met dat ene vak aan de slag”. KORTER EN GECONCENTREERDER LEREN = MEER TIJD VOOR VRIENDEN/COMPUTER ENZ. Heb je hoofdstuk 1 gelezen? Doelen stellen kan namelijk enorm motiveren. Als je gemotiveerd bent om iets te doen, wordt datgene ook meteen leuker om te doen. Wat ook goed helpt om geconcentreerd aan de slag te gaan is een goed ingerichte en opgeruimde huiswerkplek. Daar gaan we in dit hoofdstuk naar kijken. Wist je dat je zeven minuten nodig hebt om jouw hersenen volledig te laten focussen op iets? Kijk nu eens goed naar jouw eigen bureau of de plek waar jij je huiswerk maakt. Hoeveel mogelijkheden voor afleiding liggen daar voor je neus? Een laptop, mobiel, post-its met allerlei notities, foto’s van leuke feestjes, noem maar op. Als jij nu achter dit bureau een uur aan de slag gaat met je huiswerk en in dit uur word je zes keer afgeleid door alle rommel, je mobiel en je laptop. Dan ben je 6x7 = 42 minuten bezig geweest met je hersenen te laten focussen, hoe handig en slim ga je dan met huiswerk maken om?

NL EN WI EC GS DU MO 21 HOOFDSTUK 3 HUISWERK PLANNEN EN ORGANISEREN In dit hoofdstuk: Agenda, start voor een goede planning Weekindeling Jouw ideale leerblok Tijdsplanning per vak Toetsen plannen (Profiel)werkstuk, spreekbeurt of grote opdrachten plannen

24 Veel scholen werken met studiewijzers en digitale agenda’s op de website van de school, waar docenten het huiswerk voor hun vak neerzetten. Neem een vaste dag in de week, bijvoorbeeld in het weekend, om het huiswerk van de studiewijzers over te nemen in je agenda. Vraag het aan je docent als er iets niet duidelijk is. Gebruik afkortingen voor alle schoolvakken, maar ook voor de verschillende soorten huiswerk. Maak onderscheid tussen maak- en leerwerk, proefwerk en overhoring, werkstuk en spreekbeurt. Laat de belangrijkste dingen, zoals een proefwerk, opvallen door er een kleur aan te geven. Bijvoorbeeld: Proefwerk/Toets = PW/T = rode pen of roze marker Schriftelijke overhoring = SO = groene pen of groene marker Maakwerk = MW = blauwe pen of blauwe marker Leerwerk = LW = zwarte pen of gele marker Zorg dat je je agenda altijd goed bijhoudt, want vanuit je agenda ga je je huiswerk verder plannen in weekschema’s als dat nodig is. Een groot voordeel van een goed bijgehouden agenda is dat je alles wat je hebt opgeschreven niet meer hoeft te onthouden. Dit geeft rust in je hoofd en ruimte om met je huiswerk aan de slag te gaan. Ook je privéafspraken zet je in je agenda. Zorg ervoor dat je altijd weet, wanneer je tijd hebt om je dagelijkse huiswerk te maken en waar je ruimte hebt om alvast vooruit te werken voor proefwerken of werkstukken. Weekindeling Goed, je agenda heb je volledig bijgehouden en je weet wat je huiswerk is. Je redt het echter niet door alleen maar elke dag te kijken welk huiswerk je voor de dag erop af moet hebben. Ten eerste, omdat je niet elke dag evenveel tijd hebt voor huiswerk. Ten tweede, omdat je voor sommige taken, zoals een groot proefwerk, meerdere keren aan de slag zult moeten om de stof goed te beheersen. Dit zien we in hoofdstuk 6. De volgende stap in leren plannen is om eens goed te kijken naar jouw weekindeling en naar de tijd die jij aan je huiswerk besteedt. Want hoe kun je nu plannen als je niet weet hoelang iets duurt en op welke momenten je tijd hebt om huiswerk in te plannen? We beginnen met de weekindeling op pagina 26. Vul deze zo compleet mogelijk in om inzicht te krijgen in welke dagen jij ruimte hebt om onder andere vooruit te werken voor toetsen en werkstukken.

26 school extra leertijd pauze/eten/reistijd huiswerk sport/hobby privé afspraak Tijd Ma Di Wo Do Vrij Za Zo 07:00 07:30 08:00 08:30 09:00 09:30 10:00 10:30 11:00 11:30 12:00 12:30 13:00 13:30 14:00 14:30 15:00 15:30 16:00 16:30 17:00 17:30 18:00 18:30 19:00 19:30 20:00 20:30 21:00 21:30 22:00 Kleur onderstaande weekindeling in om overzicht te krijgen in jouw tijdsbesteding.

30 Voorbeeld toets aardrijkskunde over hoofdstuk 1 en 2 Leerschema Nu volgt de laatste stap in het plannen van een toetsweek: het invullen van een leerschema. Natuurlijk kun je dit ook in je agenda doen. Ik merk echter dat veel leerlingen de losse schema’s prettig vinden om zichtbaar op te hangen. Ook dit schema vind je op de site www.studielift.nl. Het leerschema is verdeeld in vier leerblokken per dag. Mocht je meer leerblokken willen inplannen op een dag, dan kan dat in de lege regels. Schrijf of typ op de computer per blok in de kleur van het betreffende vak wat je gaat doen. Maak het zo concreet mogelijk, bijvoorbeeld: Zo kun je voor elke week die je nog voor je toetsweek hebt te gaan een schema invullen met alle taken die je moet doen om goed voorbereid de toetsweek in te gaan. Wil je echt een planning voor een hele toetsweek maken, maak dan een planning van vier tot zes weken. MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG LEERSCHEMA TOETSEN AK lezen en samenvatten hoofdstuk 1 Wiskunde herhalen sommen 1 t/m 20 Engels gram. pag. 15-20 en eerste 14 woorden leren DATUM TOETS: 25 feb Totale tijd of het totaal aantal blokken: 9 VAK: Aardrijkskunde KLEUR: Tijd of blokken Datum Wat ga je doen? 1 blok 4 x 1 blok 1 blok 1 blok 1 blok 1 blok 17 feb 18+19 feb 20 feb 21 feb 22 feb 24 feb Voorbereiden: Scannen, post-it tabs, opzet mindmap Lezen/mindmap: hoofdstuk 1 en 2 Mindmap aanvullen, aantekenmindmap en werkboek Kaartjes maken van definities en begrippen Alles herhalen Alles herhalen

35 HOOFDSTUK 4 SNELLEZEN In dit hoofdstuk: Wat is snellezen? Geschiedenis van snellezen Waarom lezen we normaal zo langzaam? Hoe kun je leren snellezen? Aan de slag met snellezen Markeren tijdens het lezen Waar of niet waar? Oefenschema

42 En? Viel het mee hoe snel je nu leest? Hoe zou je het vinden om over 6 weken 2 tot 4 keer sneller te lezen? Dan gaan we nu een stap verder. We gaan nu kennismaken met de techniek van snellezen. Ik ga je nog een keer vragen om twee minuten te lezen. Hanteer daarbij de volgende tips: ✓ Ga netjes rechtop zitten, met beide voeten plat op de grond. ✓ Zorg voor voldoende (dag)licht. ✓ Gebruik een leesplank (of laptophouder), zodat je boek ongeveer 45 graden schuin voor je ligt op ongeveer 50 centimeter afstand. Je ogen kunnen zich zo makkelijker focussen op woordgroepen. En, omdat je boek schuin ligt, is je nek minder gebogen. Dit is beter voor de doorbloeding en zuurstoftoevoer naar je hersenen. ✓ Neem een pointer, bijvoorbeeld een pen waarvan de schrijfvulling naar binnen is geklikt of gedraaid. Het liefst een pen met een puntig uiteinde en niet te glimmend want dat leidt af. Ga met je pointer langs de regels tijdens het lezen om zo je ogen in een vloeiende beweging langs de tekst te geleiden. SNELLEESFORMULE: aantal gelezen regels x aantal woorden per regel twee minuten woorden per minuut = Datum Aantal woorden: 900 800 700 600 500 400 300 200 100

47 HOOFDSTUK 5 MINDMAPPEN EN ANDERE LEERTECHNIEKEN In dit hoofdstuk: Wat is mindmappen? Hoe maak je een mindmap? De beste manier om te mindmappen Vergelijking samenvatting – mindmap Mindmap (samenvatting) Cornell-schema Tekstschema Woordweb Tijdlijn Conceptmap Stroomschema Infographic

48 Een goede samenvatting maken is moeilijk. Je moet begrijpen waar een stuk tekst over gaat en wat voor soort vragen je over de tekst kunt krijgen tijdens een toets. Chronologisch samenvatten (stukjes tekst uit je boek onder elkaar opschrijven) werkt vaak niet goed, omdat je geen verbanden kunt aangeven tussen de verschillende onderwerpen. In dit hoofdstuk worden acht verschillende manieren van samenvatten behandeld, ook wel leertechnieken genoemd. In leerjaar 1 ga je aan de slag met een mindmap, Cornell-schema en tekstschema. In leerjaar 2 behandelen we een woordweb, tijdlijn en conceptmap, en in leerjaar 3 tenslotte een stroomschema en een infographic. De leertechniek die het meest uitgebreid aan bod komt is de mindmap. Een mindmap combineert de kracht van zowel ons visuele brein (kleuren en plaatjes) als ons analytische brein (woorden en getallen). Een mindmap maken is in het begin best lastig, omdat het je dwingt goed naar de tekst te kijken en de juiste sleutelwoorden te benoemen. Als je eenmaal goed kunt mindmappen, zijn alle andere leertechnieken makkelijker om mee te werken. Wat is mindmappen? Mindmappen is een manier van samenvatten of een overzicht maken. Hierbij maak je meer gebruik van de samenwerking tussen je visuele brein en je analytisch brein. Je werkt met plaatjes en kleuren, en je zet de gegevens in een logische volgorde. Mindmappen = een kaart maken van je hersenen. Mindmappen kun je onder andere gebruiken bij het voorbereiden van een presentatie of werkstuk, het maken van aantekeningen tijdens de les en het maken van samenvattingen. Met een mindmap zie je goed de verbanden tussen de onderwerpen van een hoofdstuk, waardoor je beter inzicht krijgt in de gehele theorie van een hoofdstuk of boek. Een mindmap van je leerwerk geeft structuur en overzicht. Je kunt bijvoorbeeld tijdens de les een mindmap maken van wat de docent vertelt. Dit doe je dan met potlood of pen in één kleur. Anders kun je niet bijhouden wat de docent vertelt.

66 Woordweb Een woordweb of woordspin is een schematisch overzicht van begrippen die samenhangen met een centraal begrip. Het centrale begrip staat in het midden van het web, de andere begrippen zijn eromheen gegroepeerd. Elk begrip staat in een kader en alle kaders worden middels rechte lijnen met elkaar verbonden. De kaders kunnen cirkelvormig, rechthoekig of in wolkvorm worden gemaakt. Het makkelijkst is om te starten met de begrippen op kleine post-its te schrijven en om het centrale onderwerp heen te plakken. Dan kun je daarna de begrippen die bij elkaar horen rangschikken, waardoor je woordweb uiteindelijk overzichtelijk en duidelijk wordt. Zet vervolgens alle begrippen in kaders op papier. Tussen alle kaders trek je rechte lijnen om ze met elkaar en het centrale onderwerp te verbinden. Een woordweb kun je gebruiken bij: → Het brainstormen over een werkstuk of spreekbeurt. → Het ordenen van teksten. → Het activeren van voorkennis bij een nieuw hoofdstuk. → Het maken van een presentatie. → Het voorbereiden van een mindmap. → Het brainstormen over een bepaald onderwerp/probleem/vraagstuk. De begrippen kun je vinden met behulp van 5 W + H-vragen of door het inzetten van de zintuigen, bijvoorbeeld bij biologische of scheikunde processen: Op de pagina hiernaast zie je een voorbeeld van een woordweb over het weer. Zien: wat voor beeld heb je ervan? Horen: wat zou er te horen zijn? Voelen: wat voel je erbij? Proeven: hoe verandert de smaak? Ruiken: hoe zou het ruiken? Wie zijn erbij betrokken? Wat is er aan de hand? Hoe komt dat? Waar gebeurt het? Wanneer is het gebeurd?

74 Infographic Een infographic is een informatieve illustratie in collagevorm waarmee je informatie over een bepaald onderwerp visueel laat zien. Je ziet ze veel in vakbladen en ze zijn onmisbaar bij marketing- en reclamedoeleinden. Energiemaatschappijen en het openbaar vervoer maken er bijvoorbeeld veel gebruik van, denk maar aan de metrokaarten waarop ook restaurants en bezienswaardigheden staan afgebeeld. Je kunt een infographic gebruiken als presentatie voor een studiereisverslag of onderzoeksverslag, bijvoorbeeld voor je profielwerkstuk. Maar je kunt ook een infographic maken over een land om een toets voor te bereiden. Een infographic maak je in principe altijd digitaal. Het maken van een infographic kost veel tijd en is niet makkelijk, maar zeer effectief! Je maakt een infographic aan de hand van de volgende stappen: → Bepaal de inhoud. Wat is de kernboodschap of hoofdgedachte en welke ondersteunende informatie wil je hieraan toevoegen? → Hoe groot wil je je infographic maken? Op papier of digitaal? Als je hem moet kunnen uitprinten is het formaat maximaal A4. → Keep it simple en less is more! Houd je infographic overzichtelijk en qua kleur en stijl aantrekkelijk om naar te kijken. → Evalueer. Vertelt het totaalplaatje op een duidelijke manier wat jij wilt overbrengen of onthouden? Is alle informatie nodig en relevant? Ontbreekt er nog iets? Hiernaast vind je een voorbeeld van een infographic over netwerken. Op internet vind je veel inspiratie en ideeën om een infographic te maken.

75 HOOFDSTUK 6 DE WERKING VAN JE BREIN In dit hoofdstuk: Help je hersenen met leren Het verschil tussen het korte- en langetermijngeheugen Het belang van pauzes Het belang van herhaling Leerschema voor een heel boek 10 geheugenprincipes Loci-route 80 Ah! De slag bij nieuwpoort in 1600!

83 Tien geheugenprincipes Hieronder volgen tien geheugenprincipes die jou kunnen helpen om makkelijker te leren. 1. Hoe beter je een voorwerp kunt visualiseren, horen, proeven, ruiken of voelen, hoe makkelijker het is om het te onthouden. 2. Denk groots en wees overdreven in je beeldvorming. Hoe belachelijker het beeld, hoe makkelijker het te onthouden is. 3. Bewegingen helpen je hersenen dingen herkenbaar te maken. Laat je beelden bewegen, maak ze driedimensionaal en ritmisch. 4. Gebruik kleur in je aantekeningen en mindmap. 5. Nummers hebben een sterke invloed op ons geheugen. Ze helpen herinneringen specifieker te maken. 6. Symbolen vertellen een verhaal en helpen herinneringen op te roepen. Onze meest bekende symbolen zijn smileys. 7. Je gedachten ordenen werkt extra sterk in combinatie met de andere geheugenprincipes, zoals bijvoorbeeld kleuren en nummers. 8. Je brein onthoudt een mooi beeld makkelijker dan een nietszeggend beeld. 9. Hoe meer we lachen, hoe meer we genieten van wat we willen onthouden. Dat maakt het makkelijker om informatie op te slaan. 10. Vaak is het makkelijker om beelden en ervaringen te onthouden als je er een sterk gevoel bij hebt, dat kan zowel een positief als een negatief gevoel zijn.

87 HOOFDSTUK 7 LEREN LEREN In dit hoofdstuk: Jouw eigen systeem Theorie voor een toets Aantekeningen maken Samenvatten Woordjes en begrippen leren Verhaalsommen of redactiesommen Stappenplan boeken lezen Werkstuk of spreekbeurt Leren van je fouten en successen De ideale leermix Taxonomie van Bloom Overhoren met behulp van de kubustest l’ecole?

89 Jouw eigen systeem Belangrijk bij het maken van huiswerk is dat je voor jezelf een eigen systeem bedenkt, waarin je belangrijke dingen makkelijk weer terugvindt. Je kunt bijvoorbeeld met markeerstiften en post-its in verschillende kleuren werken. Bijvoorbeeld: → Geel zijn afbeeldingen of tabellen die je nog wilt bekijken; → Oranje is een voorbeeldtekst die theorie verduidelijkt; → Groen is de kern of de samenvatting, ofwel het belangrijkste van het hoofdstuk; → Enzovoort. Zorg daarnaast dat je tijdens het leren alles wat je nodig hebt in de buurt hebt liggen. Zie hoofdstuk 2 bij het inrichten van je huiswerkplek: gekleurde kaartjes voor verschillende soorten begrippen of definities, blanco papier, meerdere kleuren stiften voor het maken van een mindmap en uiteraard een leesplank met pointer. Wat je niet nodig hebt, ligt ook niet op je bureau. Theorie voor een toets Voorbereiding Het is belangrijk om een tekst eerst te verkennen, voordat je begint met het echte snellezen. Dit is een soort voorbeschouwing. Als je ’s avonds televisie wilt kijken, kijk je ook eerst in de gids waar een film of programma over gaat. Een hoofdstuk voorbeschouwen betekent dat je een overzicht van de tekst maakt en je hersenen voorbereidt op het onderwerp dat gaat komen. Hiermee wordt alles wat je al weet over dit onderwerp meteen geactiveerd. Ter voorbereiding blader je één keer snel door het hoofdstuk en sta je even stil bij de tabellen, plaatjes, grafieken en andere informatiebronnen die niet tot de vaste tekst behoren. Zitten er belangrijke dingen bij waarvan je weet dat je ze later nog eens wilt bekijken, doe er dan meteen een post-it bij in de juiste kleur (zie de tekst hierboven).

90 Aantekeningen maken De voorbereiding voor toetsen begint natuurlijk al tijdens de les. In hoeverre let jij goed op en maak je aantekeningen? Wist je dat het maken van aantekeningen je thuis heel veel (leer)werk kan schelen? We zetten de voordelen van het maken van aantekeningen voor je op een rij: → De docent legt aan de hand van je studieboeken de theorie uit. Je ontdekt tijdens de uitleg direct of je de theorie uit het hoofdstuk begrijpt. Is dat niet het geval, dan kun je meteen gerichte vragen stellen. → De docent vertelt altijd extra dingen die niet in je boek staan. Die extra vertelde lesstof kan terugkeren in de vorm van een toetsvraag. Als je geen aantekeningen maakt, mis je dus die extra stof en dat kan jou punten schelen tijdens het maken van een toets. → Tijdens de les kun je de leerstof uit het boek alvast voorkauwen en de structuur en grote lijnen van het totale hoofdstuk ontdekken. Dit scheelt je thuis tijd bij het samenvatten. → De docent vertelt wat hij belangrijk vindt en waar dus hoogstwaarschijnlijk vragen over gesteld gaan worden. Luister goed naar signaalwoorden en -zinnen als ‘dit is belangrijk’, ‘dit komt zeker terug in de toets’, ‘hier kun je een vraag over krijgen’, enzovoort. → Je kunt tijdens de les vragen op welke manier het betreffende hoofdstuk getoetst gaat worden. Is het een toets met open vragen of meerkeuzevragen? Worden het kennisvragen of toepassingsvragen? Moet je berekeningen maken? Vervallen er een aantal paragrafen? Deze input kun je gebruiken voor je planning om de toets voor te bereiden. Je kunt beter inschatten hoeveel tijd je nodig hebt om te leren. → Het combineren en afwisselen van zintuigen versterkt het geheugen. In de les leer je op gehoor. De intonatie en beleving van de docent helpen je de theorie beter te begrijpen en onthouden. Maar hoe maak je nu het beste aantekeningen? Aantekeningen maken blijkt in de praktijk vaak lastiger dan je denkt. Natuurlijk kun je gewoon de belangrijkste dingen in chronologische volgorde opschrijven in een schrift of collegeblok, maar dit heeft een aantal nadelen: Er worden geen onderlinge verbanden gelegd. Er wordt geen structuur of volgorde aangegeven. Overschrijven of letterlijk opschrijven wat je hoort is een automatisme, dus worden je hersenen niet geprikkeld om de leerstof actief te verwerken.

105 Leren van je fouten en successen Eén van de beste manieren om te leren is om naar de dingen te kijken die niet goed zijn gegaan. Bijvoorbeeld als je een onvoldoende voor een toets hebt gehaald. Let goed op als deze toets wordt nabesproken, zodat je snapt wat je de volgende keer anders kunt invullen of beantwoorden. Zie elke fout die je gemaakt hebt als een kans om het de volgende keer goed of beter te doen. Carol Dweck noemt dit een growth mindset of groeimindset, oftewel jouw brein is bereid om dingen op een andere manier te proberen en te leren van de dingen die niet goed gaan. Hoera een fout! Eén van de beste manieren om iets goed te leren is om te leren van je fouten. Als je begrijpt waarom iets niet werkt of is gelukt, kun je op zoek naar een strategie die wel werkt, zodat je deze fout een volgende keer kunt voorkomen. Kijk eens naar het filmpje op youtube: ‘Famous failures’, hierin zie je de mislukkingen van succesvolle personen als Steve Jobs, Eminem en Michael Jordan. Stuk voor stuk personen die met heel veel vallen en opstaan succesvol en beroemd zijn geworden. Zij bleven in zichzelf geloven en keihard doorzetten én zij leerden keer op keer van hun fouten. Onvoldoende gehaald? Dat is balen, maar wat kun jij hier veel van leren! Van elk niet gehaald toetspunt kun je namelijk minimaal één leerpunt maken. Dus heb je een vijf gehaald voor de toets, dan heb je meteen ook vijf leerpunten gehaald. Aan jou de taak en uitdaging om deze leerpunten te ontdekken en op te pakken. Leren lopen als peuter heb je ook niet in één dag gedaan. Hoe vaak ben je wel niet gevallen en weer opgestaan? Stel dat je toen na één keer vallen dacht: laat maar, dit leer ik toch nooit… Waarom zou je dan niet weer opstaan en doorpakken na het halen van een onvoldoende? Je kunt uit elke toets je leerpunten halen door na afloop van een besproken toets een foutenanalyse te maken. Een fout maken voor de eerste keer is nooit dom. Het worden pas domme fouten als je er niets van leert en je ze blijft maken. I have failed my way to success… Thomas Edison Maak van elk niet gehaald toetspunt een leerpunt!

123 HOOFDSTUK 8 ZELFINZICHT In dit hoofdstuk: Kwaliteiten en vaardigheden Leerfases van Maslow Mindset Intrinsieke en extrinsieke motivatie Reflecteren met behulp van het STARR-model De SWOT-analyse Leerdoelen stellen vanuit de SWOT-analyse Cirkel van invloed en betrokkenheid

124 Kwaliteiten en vaardigheden Kwaliteiten zijn kenmerken of persoonlijke eigenschappen waaraan mensen jou herkennen. Ze komen van binnenuit en maken jou tot wie je bent. Het zijn eigenschappen die je bij je geboorte meekrijgt. Voorbeelden van kwaliteiten zijn bescheidenheid, zelfstandigheid en creativiteit. Je hebt niet zomaar al jouw eigen kwaliteiten in beeld. Je kunt ontdekken dat je een kwaliteit hebt door bijvoorbeeld te kijken naar de complimenten die jij vaak van anderen krijgt. Als meerdere personen bijvoorbeeld tegen jou zeggen dat je altijd zo goed kunt luisteren, dan betekent dat dat luisteren een kwaliteit is die jij bezit. Vaak zie je dat in eerste instantie niet als een kwaliteit bij jezelf, maar wijzen anderen jou hier dus op. Een vaardigheid is iets waar jij door veel oefenen goed in bent geworden. Je wordt dus niet met een vaardigheid geboren. Vaardigheden zijn specifieke activiteiten die je kunt aanleren. Dit in tegenstelling tot een kwaliteit, die je van nature bezit en verder kunt ontwikkelen. Voorbeelden van vaardigheden zijn schrijven, lesgeven, snellezen, plannen en autorijden. Er zijn drie categorieën vaardigheden: → Sociale vaardigheden: Dit zijn vaardigheden die te maken hebben met omgang met andere personen. Bijvoorbeeld advies geven, luisteren of samenwerken. → Cognitieve vaardigheden: Dit zijn vaardigheden die samenhangen met het verwerken van gegevens, zoals bijvoorbeeld rangschikken, plannen en samenvatten. → Praktijkgerichte vaardigheden: Dit zijn vaardigheden die je grotendeels met je lichaam doet. Voorbeelden hiervan zijn tekenen, monteren en jongleren. Hoe goed ken jij jezelf? Weet jij wat jouw sterke punten zijn en wat jouw leerpunten zijn? Om tot actief en succesvol leren te komen is het belangrijk dat jij goed inzicht hebt in jouw eigen kwaliteiten, vaardigheden en talenten. Als jij namelijk weet wat jouw sterke punten zijn, kun je deze bewuster inzetten tijdens het leren. Je begrijpt daarnaast beter waarom je sommige taken of vakken leuk of minder leuk vindt. Na het inventariseren van jouw persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden gaan we bekijken wat de invloed is van jouw mindset en motivatie op het aanleren van nieuwe dingen. Maar eerst gaan we kijken naar de begrippen kwaliteiten, vaardigheden, talenten en competenties, want wat is nu wat?

128 Je hebt jouw kwaliteiten en vaardigheden die je van jezelf kent al ingevuld in je werkboek. Vraag nu aan minimaal drie klasgenoten, vrienden, vriendinnen of familieleden welke kwaliteiten zij in jou zien. Vraag wat ze bijzonder aan jou vinden. Wat zijn jouw kwaliteiten volgens hen? Wat bewonderen ze in jou of op welke kwaliteit zijn ze een beetje jaloers? Als het kwaliteiten zijn die jij zelf niet hebt aangevinkt, vraag dan wanneer zij die kwaliteit in jou zien. Vraag vervolgens aan minimaal drie vrienden, vriendinnen of familieleden waar zij jou opvallend goed in vinden. In dit hoofdstuk gaan we nu kijken hoe de fases in een leerproces verlopen, en daarna hoe mindset en motivatie onze talenten en leerprestaties kunnen beïnvloeden. Waarvoor kun je altijd bij mij terecht? Waarvoor kun je altijd bij mij terecht? Waarvoor kun je altijd bij mij terecht? Waarvoor kun je altijd bij mij terecht? Waarvoor kun je altijd bij mij terecht?

135 Hoe werkt het 5-G-model? Onze Gedachten bepalen onze Gevoelens en onze Gevoelens bepalen ons Gedrag. Ons Gedrag heeft weer bepaalde Gevolgen. Dit betekent dat niet de gebeurtenis bepaalt wat we voelen en wat we doen, maar onze gedachten over die gebeurtenis. Als we dit in een vergelijking zetten, ziet dit er als volgt uit: Gebeurtenis + Gedachten = Gevoel + Gedrag + Gevolg Het model geeft jou als volgt inzicht in de gevolgen van jouw gedachten: Gebeurtenis: Wat gebeurt er? Beschrijf de gebeurtenis alsof je door een camera kijkt: Hoe ziet het er uit? Welke geluiden zijn er? Wie zijn er bij betrokken? Gedachten: Wat zijn je gedachten bij deze gebeurtenis? Wat gaat er door je hoofd? Heb je de neiging de gebeurtenis te vergelijken met een eerdere gebeurtenis die niet goed afliep? Komen er oude gedachten naar boven? Gevoel: Wat voel je? Waar voel je het? Kun je het letterlijk in je lichaam voelen? Benoem welke van de vier B’s je voelt: Boos, Blij, Bedroefd (verdrietig) of Bang. Gedrag: Wat doe je? Gevolg: Wat zijn de gevolgen die uit de situatie voortkomen? Zijn er dingen veranderd, meer of minder geworden, anders geworden? Doordat bij een gebeurtenis mensen verschillende gedachten hebben, voelt en reageert iedereen anders. Neem het volgende voorbeeld waarbij je vier verschillende gedachten kunt hebben: er loopt een hond op je af op straat. 1. Die hond gaat mij bijten. Je voelt je bang en loopt waarschijnlijk naar de andere kant van de straat. 2. Die hond lijkt op de hond van mijn oma en die is heel lief. Je voelt je blij en je zult het beestje niet uit de weg gaan en misschien zelfs willen aaien. 3. Als de hond lijkt op jouw eigen hond en die is net overleden dan kun je je bij het zien van deze hond bedroefd voelen. 4. Misschien denk je wel dat die hond op de stoep gaat poepen en word je boos.

151 HOOFDSTUK 9 HET BELANG VAN ZELFVERTROUWEN In dit hoofdstuk: Hoe kijk jij naar jezelf? Is jouw glas halfvol of halfleeg? Waar haal jij kracht en vertrouwen uit? Naar wie wijs jij als je niet blij bent? De invloed van beperkende overtuigingen De kracht van affirmatie Hulp vragen betekent sterk zijn

153 Hoe kijk jij naar jezelf? De manier waarop jij naar jezelf kijkt bepaalt voor een groot deel hoe jij je voelt en hoe je in het leven staat. Het heeft ook invloed op hoe jij denkt wat anderen van jou vinden. Als jij een slecht zelfbeeld hebt en anderen zeggen iets lelijks over je, dan voel je je bevestigd. Hiermee kan jouw zelfvertrouwen minder worden en dat is vervelend. Iedereen verdient het om normaal en met respect behandeld te worden. Daar ben jij echt geen uitzondering in. Maar als jij jezelf al niet de moeite waard vindt, waarom zouden anderen jou dan wel de moeite waard vinden? Het is dus heel belangrijk dat jij werkt aan jouw zelfbeeld en zelfvertrouwen. Nu is zelfvertrouwen helaas niet iets wat je zomaar even kunt laten groeien. Sommige mensen zitten vol zelfvertrouwen en anderen twijfelen bij alles wat ze doen aan zichzelf. Toch kan iedereen zijn of haar zelfvertrouwen vergroten en versterken. Wil jij jouw zelfvertrouwen graag laten groeien? Dat kan, maar dan zul je ook bereid moeten zijn om hier hard aan te werken. Het is niet makkelijk en je zult absoluut regelmatig weer gaan twijfelen aan jezelf. Maar je kunt het. Ik geloof in je, nu jij nog! Als jij werkt aan je zelfvertrouwen, zul je zien dat ook jouw zelfbeeld beter gaat worden. Laten we nu eens kijken hoe jij je zelfvertrouwen kunt vergroten. Is jouw glas half vol of half leeg? Hoe kijk jij naar jouw leven? Focus je op de negatieve dingen of ben je al blij met iets kleins? Kortom, is jouw glas half vol of half leeg? Er bestaat geen handleiding die aangeeft hoe je blij en tevreden kunt zijn. Toch zijn veel mensen bewust of onbewust vaak ontevreden, terwijl het leven hen voor een groot deel toelacht. Sluit eens even je ogen en denk een paar minuten na over jouw leven. Wat zijn de mooie en positieve dingen? Hoe is jouw gezin, hoe is het met jouw vriendenkring, doe je aan sport? Heb je hobby’s? Kortom: waar word jij blij van? Natuurlijk denk je ook even aan de minder leuke dingen in je leven. Laat ze rustig in je hoofd voorbij komen. Maar denk bij elk ding even eerlijk na over hoe erg of vervelend het nu eigenlijk echt is.

159 HOOFDSTUK 10 OMGAAN MET SCHOOL EN DOCENTEN In dit hoofdstuk: Omgaan met docenten Klasgenoten Je ouders/familie Tot slot

161 Omgaan met docenten In dit laatste hoofdstuk onthul ik jou één van de grootste geheimen die er bestaan: docenten zijn ook maar mensen! Echt waar. Het zijn mensen, zoals jij en ik; vaders, moeders, broers, zussen, zonen, dochters. En zij maken dezelfde dingen mee in het leven als jij en ik. Leuke, maar ook vervelende dingen. Dus ook zij hebben de ene dag een betere dag dan de andere. Zij zullen dus ook niet altijd op dezelfde manier reageren als je iets niet snapt of als je niet oplet tijdens de les. Vaak verwachten leerlingen dit wel. Docenten moeten altijd leuk en aardig zijn, bereid zijn je te helpen en een goed humeur hebben. Maar jouw humeur zal ook niet altijd even zonnig zijn. En als jij je dag niet hebt, wil je ook dat anderen rekening met jou houden. Als je je dit realiseert, wordt het waarschijnlijk makkelijker om positiever naar je docenten te kijken. In het voorwoord van dit boek heb ik al geschreven dat jij grotendeels verantwoordelijk bent voor jouw resultaten op school. Jouw docenten kunnen jou alleen maar helpen om goede resultaten te halen. Natuurlijk heb je met de ene docent een sterkere klik dan met de ander, maar dat maakt de ene docent nog niet per se beter dan de ander. En niet onbelangrijk: hoe ga jij met je docenten om? Stel je voor dat jij een spreekbeurt houdt en je hebt hier heel veel tijd en aandacht aan besteed. Je hebt een mooie presentatie gemaakt en meerdere malen geoefend om het verhaal vloeiend te kunnen vertellen. Het moment van jouw spreekbeurt is aangekomen en wat blijkt? Niemand is geïnteresseerd in jouw verhaal. Er wordt gekletst, achterom gekeken, geen antwoord op jouw vragen gegeven. Kortom, het lijkt wel of je er niet staat. Hoe voelt dit? Niet leuk toch? Heb je zo je best gedaan en waarvoor? Verplaats je dan nu eens in de rol van docent. Je hebt jaren gestudeerd om in een vak les te kunnen geven dat jij geweldig vindt. Jouw vak is het mooiste vak dat er is en je wilt alle leerlingen enthousiast maken voor dit vak. Je bereidt lessen voor en je wilt zorgen dat alle leerlingen jouw vak begrijpen en leuk vinden, zodat ze goede cijfers halen voor dit vak. En dan sta je voor de klas. En je komt tot de conclusie dat er enorme verschillen tussen leerlingen zijn...en dat er veel leerlingen zijn die blijkbaar niet zo geïnteresseerd zijn in je vak, omdat ze totaal niet opletten en de les verstoren.

Dit theorieboek is onderdeel van de all-in one mentormethode Studielift123. Met behulp van dit boek ga je tijdens de mentorlessen ontdekken hoe je: 2 tot 4 keer sneller en meer gefocust kunt lezen. Meer en makkelijker kunt onthouden. Je huiswerk beter kunt plannen en organiseren. Slim kunt samenvatten met mindmaps en andere leertechnieken. Invloed uit kunt oefenen op jouw leerhouding en leergedrag. Een groeimindset en intrinsieke motivatie kunt ontwikkelen. Leert van je fouten en successen. Toetsen goed kunt voorbereiden en evalueren. Met behulp van jouw ideale leermix actief en succesvol kunt leren. Hoe beter je iets kunt, hoe leuker jij het gaat vinden! Dat geldt dus ook voor plannen, organiseren, maken en leren van je huiswerk. Ik wens je heel veel plezier en succes met Studielift123. Annemieke Groeneveld www.studielift.nl 512618 789082 9 ISBN 9789082512618

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc3MDc=